Ervaring
Een vrij plotseling opkomende, hevige koliekpijn aan de dunne darm leidde op 22 mei 2013 tot een spoedoperatie aan de dikke/dunne darm. De eerste uitslag luidde: het betreft een tumor, en na pathologisch onderzoek: het is kanker. Verdere onderzoeken, onder meer door middel van een CT-scan, brachten aan het licht: ascites (vochtophoping, red.) in de buikwand en uitzaaiingen in lever en longen. De tumormarker (CEA) stond op 35.0. Wel waren alle onderzochte lymfeknopen schoon. De medische conclusie luidde: palliatief behandelen.
Voor mij was het heel moeilijk mij over te geven aan de chemobehandeling in de strijd tegen deze kanker. Mijn lichaam gaf veel weerstand bij de gedachte aan chemokuren. Via de website van www.forum-medizin.de kwam ik van alles te weten over hyperthermie en de behandelingsmogelijkheden. Bij het naspeuren via Google kwam ik uiteindelijk terecht bij Centrum Hyperthermie in Amsterdam als enige met lokale behandelingsmogelijkheden. Op de website van het centrum heb ik alle relevante informatie kunnen lezen.
Bij het eerste consult met de oncoloog was ik gewapend met twee extra ondersteunende behandelingen, namelijk hyperthermie en een fruitdieet. Deze twee gaven mij een beter gevoel in de strijd tegen de kanker dan alleen een chemokuurbehandeling. Wie schetst mijn verbazing toen de oncoloog tijdens het gesprek over de lokale hyperthermie en het fruitdieet deze afdeed als alternatief? De oncoloog schreef in zijn behandelingverslag dat hij geen verantwoordelijkheid zou nemen voor mogelijke (negatieve) gevolgen die de hyperthermie en het fruitdieet op de chemobehandeling zouden kunnen hebben. Mijn verwijzing naar een algemene internationale verklaring dat de chemobehandeling met 30% positief wordt beïnvloed door de hyperthermie, leidde niet tot een ander standpunt. Zijn antwoord was: “Er zijn geen onderzoeken en bewijzen hierover voorhanden.”
Met de oncoloog sprak ik de datum voor de eerste chemokuurbehandeling af. In overleg met Centrum Hyperthermie Amsterdam werd het aantal behandelingen vastgesteld op drie per chemokuurbehandeling: de eerste op de dag vóór de chemokuur, de tweede de dag erna, en de derde een week later.
Na drie chemokuren en negen hyperthermiebehandelingen was de tumormarker gedaald naar 3.3 en de overige bloedwaarden waren goed. Na de vierde chemokuur en twaalf hyperthermiebehandelingen werd een CT-scan gemaakt. Deze toonde een rustige omgeving van de operatie en geen bijzonderheden. De ascites in de buikwand was niet meer zichtbaar, de uitzaaiingen in lever en longen waren qua grootte gehalveerd en deels onzichtbaar geworden.
Na acht chemokuurbehandelingen en 24 keer hyperthermie waren op de CT-scan geen uitzaaiingen meer te zien. De tumormarker bleef tussen de waarden 3.0 en 2.0. De bloedwaarden waren goed gebleven. Na deze chemokuurperiode ben ik oncologisch verder gegaan met één keer in de drie weken een infuus met Avastin (een angiogenese remmer die de aanmaak van nieuwe bloedvaten vermindert, red.), en chemokuurtabletten Xeloda. De hyperthermiebehandeling werd bepaald op één keer per drie weken.
Twaalf weken later leverde een nieuwe CT-scan opnieuw een zeer positieve uitslag op: er waren geen uitzaaiingen meer te zien. De tumormarker en de bloedwaarden bleven goed.
Voor mij is hyperthermie essentieel voor het vertrouwen in de effectiviteit van de chemobehandeling. Dit wordt nog eens extra bevestigd door de vele toepassingen hiervan in andere landen. Ik ben stellig van mening dat ook na de chemobehandeling een regelmatige hyperthermiebehandeling, onder meer bij remissie alsook chroniciteit, een gunstige invloed heeft op het ziekteverloop.
Achteraf kwam alsnog een positieve reactie van de specialist/oncoloog op de hyperthermie. Hij wilde wel aannemen, zei hij, dat de combinatie hyperthermie en chemokuur voor dit goede resultaat heeft gezorgd. Artsen en zorgverzekeraars zouden bij de chemobehandelingen van kanker de toepassing van hyperthermie als een toegevoegde waarde dienen te beschouwen. Bij een palliatieve behandeling geven ze een patiënt perspectief. Is het niet zo, dat de arts de eed heeft afgelegd om alles te zullen doen voor het welzijn van de patiënt?